Doordraaiers 3 – Domstad 5
Sebastiaan zou een roos in zijn revers dragen. Zo zou ik hem herkennen. Het was een niet zo gelukkig gekozen onderdeel van onze eerste ontmoeting. Ik moet echt zeggen dat het er een beetje lullig uitzag dat eendelig pak met bloemperk boven die trainingsbroek. Ik herkende hem wel al van verre. Ik introduceerde de tegenstanders:
“Kijk Sebastiaan, dit zijn nou Frank, Bauke, Erwin en Henny. Het zijn geen leuke mensen maar we zijn niet teleurgesteld want dat hadden we ook niet verwacht.”
Waarom een invaller met een team van 6! man? Bart was ziek en Eelko kon niet om redenen die mij ongetwijfeld bekend hadden horen te zijn. Toen ik voor een volledig beeld toch Eelko maar belde moest hij er even over nadenken. Misschien kon hij Corliens verjaardag met een dag uitstellen en het geboekte hotel wat later betrekken…
“Eh,.. eh, nee Hein, ik denk niet dat ik het kan maken” (als ze dit leest krijgen ze een knallende ruzie en terecht want zo ging het echt).
Dus; invaller gezocht. Sebastiaan was ideaal. Omdat we met dubbelaar Cees alleen behoefte hadden aan een singelaar en Sebastiaan alleen ’s ochtends kon, kwam het perfect uit. Sebastiaan vond het park, liep met Frank op, tik, tak, tok, gaf een drankje aan Frank, had geen tijd voor de zijne en vertrok weer.
Bedankt voor het punt Sebastiaan!
In Houten werden we overigens verwelkomd met tapas-gebak. Hoe verzinnen die kakkers het? Meerdere kleine stukjes gebak van divers pluimage. Dat ken vollugus mijn alleen doar in Houtuh.
Meer tennis:
Robin pakte ex-marinier Bauke aan. Ik weet waarom hij ex-marinier is; namelijk niet strijdlustig. Hij liet een scala aan gemeen foute calls van Robin zomaar over zich heen komen. Wat een wat!
De derde man van De Doordraaiers was Henny. Deze ouwe taaie hield wel van een praatje. Hij praatte voor en na, maar vooral ook tijdens het spelen. Ik liet me er behoorlijk door beïnvloeden. Met het inspelen weet je; dit moet kunnen en toch kom je in de problemen. Bijna werd het 4-1 in de eerste set en daar had ik me in dat geval niet meer van hersteld. Maar op vastheid kon Pietjepraat het niet winnen en dus werd het een kwestie van wat loopwerk. Met 28 graden geen pretje maar het punt moest gemaakt.
Luide Henny zou bijna als een vervelende tegenstander de boeken in gaan ware het niet dat hij me in ernstige dorstnood een fles water gaf. Na de wedstrijd moest ik ook nog verzorgd worden aan mijn knie. Een ijverige kantine-moeke bracht jodium en een gaasje. Ik hield het niet meer droog van zoveel bekommering. Houten bedankt!
Robin had na zijn wedstrijd ook oog voor Henny. Zo zag zijn toekomstig schoonvader er dus uit. Een beetje voorbarige gedachte maar met het oog op de appetijtelijke dochter geen gekke. Nu nog het raadsel van de slip oplossen. Tanga of creatief met grootmoeders tafellinnen? Het hield hem ernstig bezig. Het dilemma werd van meerdere kanten bekeken.
We moesten dubbelen. Frank gaf een service uit die van de lijn af sprong.
“Waaaaat?!”
Maat Bauke corrigeerde hem gelukkig. Achteraf wilde hij bevestigd zien dat als hij voet bij stuk had gehouden, er gewoon een let gespeeld diende te worden. Ik heb dat bevestigd, maar heb er ook bij gezegd dat ik hem allereerst nog een minuut zou hebben uitgelachen. Met moeite wisten Robin en ik het in twee sets af te maken. Een derde had er niet gekomen omdat we beiden last hadden van kramp. Twee en een halve liter vochtinname had dit niet voorkomen. Het was dan ook de dag voor de gestaakte marathon van Rotterdam.
Cees en Wim bakten er in hun dubbel geen peer van. Te slap werden de ballen ingespeeld waardoor Erwin en Henny altijd weer een antwoord hadden. In beide sets werd een voorsprong weggeven. De grootste schuldige viel niet aan te wijzen. Bart, ziek maar inmiddels als toeschouwer gearriveerd werd zelfs langs de lijn en ongeadresseerd gek van het gelul van Henny. Als hij zich niet zo belabberd had gevoeld zou hij zijn mond hebben afgehansaplast. Ik had Bart wellicht even moeten vertellen over dat flesje water.
Na afloop was het in het zonnetje goed toeven. Toen Cees als eerste vertrok, voegde ik hem toe: “Denk er aan Cees, volgende week hebben we wel tegenstand hè!”
“Tegen wie moeten we dan?”
“Weet ik niet Cees, ik wilde gewoon in bijzijn van hun deze zin uitspreken…”