Gamesshow Herenlaag – het grootste gevaar van een probleem
Games-show? Ja. Zaterdag bijvoorbeeld pakte invaller Paul er thuis nog één: 0-6 1-6. Het valt vooralsnog niet helemaal mee in de derde klasse. Het is sprokkelen.
Ik moet wel zeggen; de aanloop naar zo’n dag voelt nog best vertrouwd. Bijtijds op en dan relaxed even koffie met een krantje. Nou ja, krantje… Het is natuurlijk wel een zaterdag exemplaar. Hiervoor posteer ik als laatste klus van de vrijdagavond een wasmand op een pompwagen onder de brievenbus. Hoef ik hem ’s ochtends alleen nog naar mijn stoel te trekken. Drempels heb ik niet meer in huis. Een zeldzame, blessurevrije periode heb ik prompt benut om deze eruit te slopen. Daar ga ik absoluut nog schik van krijgen. Ik ben de enige die niet lacht als iemand tegen een appelschiller zegt: “kijk je uit voor je rug, met dat mes?”.
Had ik al verteld van mijn polsen? Een maand voor het tennisseizoen ben ik tijdens één potje zaalvoetbal drie keer tegen de grond gegaan. Met het opvangen van de vallen die stuk voor stuk een artistiek hoogwaardig gehalte hadden, heb ik beide polsen gekneusd, en dat niet zo’n beetje ook. Mijn collega’s van de administratie zwegen zuchtend als ze me weer een ordner, die ik tussen mijn onderarmen geklemd had, de kast in zagen koppen. Waar gebeurd. Ter geruststelling; het doet nu alleen nog maar pijn als ik tennis.
Voor het mooie begin ik iets te laat met het pakken van mijn tas. Even op een rijtje zetten wat er mee moet: 5 petten, 3 shirts, spierbalsem wit, zonnebril, zonnebrandcrème, fototoestel want het wordt een mooie dag, zoute drop, tijgerbalsem rood, powerdrank, sporttape, broodjes, spuitbus met spierspray, geld, handdoek, sigaren, kauwgom tegen de sigaren, bidon, vooruit dan maar; ook nog wat rackets en tenslotte wat spul voor mijn spieren…
Mijn tas bezorgt me op weg naar de auto al een pijnlijke schouder. Ik ga nog even terug voor het speciale crème’tje dat ik daarvoor heb. Als ik de tijd voor terugrijden voor mijn telefoon, niet meereken, bereik ik na 20 minuten het 24 Oktoberplein. Over het viaduct zie ik het park reeds badend in een pril zonnetje liggen. Het raam is naar beneden en ik zing mee met een vrolijk deuntje. Dan bedenk ik me dat ik aanvoerder ben. De ballen! De competitiebescheiden! Er zit niets anders op dan Utrecht de ballen te wensen en terug te keren naar Montfoort. Om geen tijd te verspillen neem ik niet de rotonde en keer ter plaatse. Hé! Iemand anders vindt het ook een mooie dag. Ik zag een flits.
De radio heeft een volgend vrolijk deuntje ingezet. Ik zing nog steeds mee.
Word je dan niet gek of boos als zoiets je overkomt? Nee, zinloos. Het is niet iets van de laatste jaren. Op de lagere school gymde ik, de standaard donderdagmiddag die er voor stond, drie keer per jaar niet in mijn onderbroek. Als ik mijn sportbroek wél naast mijn beker en broodtrommel aantrof, stond ik te dansen en gillen als bij een doelpunt van het Nederlands elftal. Hij zit erin! Hij zit erin!
Bij een informatiebord richting De Meern parkeer ik de auto. Ik breng secondant Eelko telefonisch op de hoogte van mijn vorderingen. Daar is hij niet van onder de indruk. Ik los het ontstane probleem in één volzin op:
“Eelk, vang de tegenstander even op en regel even wat ballen bij een ander team. Jij speelt op 1 en Paul op 2. Zet hem op!”.
“Wie?.. Paul?, welke Paul?”
Ik stel me Eelko voor in opperste verbazing, zijn wenkbrauwen opgetrokken tot zijn haarlijn. Heel hoog dus. Het was misschien beter geweest als ik hem gisteren nog even gemaild had dat Bart van zijn vrouw een Bram gekregen had en dus niet kon. Nu te laat.
“Gewoon Paul!… Alpinopet-Paul ja… Jahaaa!, de-beste-stuurlui-staan-aan-wal Paul. Zet hem op! Moet ik alles soms drie keer zeggen?!”
Over het oplossen van een zich voordoend “gevalletje” het volgende: als je, zoals ik, vrijwel voortdurend niet foutloos opereert, dan moet je naast eeuwige bereidheid tot sorry-zeggen, met de volgende theorie rekening houden:
Het grootste gevaar van een probleem is; dat er een probleem bij komt; waardoor je in de problemen komt…
Hij is gratis. Doe er je voordeel mee. Pak een probleem aan zodra het zich voordoet opdat de buffer die je voor het opvangen van onregelmatigheden hebt, zo snel mogelijk weer vrij komt. U vraagt zich wellicht af; vanwaar bovenstaande schaamteloze, lange inleiding naar een tennisdagje? Ik heb er toch maar mee bereikt aan het einde van dit stukje te geraken, zonder te schrijven over het tennissen zelf. Dat is in dit geval heel wat waard.
Het verhaal van deze vierde speeldag was dat mijn lichaam een halve seconde voorliep op mijn geest. Dat leidt dan tot; Héééé! Wat ga je nou doen met die bal?, tegen jezelf.
Ik had weer eens wat. Sorry jongens!
Hein de Kamper
P.S. de jongens speelden ondanks mij 3-3 tegen de nr. 2. Voorwaar klasse!