Atilla 1 – Domstad 9
Uit het vuur! Met de moed der wanhoop, 5-1 achter in de tiebreak van de derde set, liefst vier matchpoint tegen alvorens ze met 12-10 alsnog de eer des Herenlaag redden. Ja, ik had dan wel gezegd dat ik rustig zou blijven tegen Atilla-Arno. Maar toen de beslissende bal geplaatst was, sprong ik juichend vanaf het terras mijn teamgenoten Bart en Eelko tegemoet. “Een niet veel geziene vertoning”, zo omschreef tegenstander Marco de rondedans achteraf. De stugge Fries kon het maar matig waarderen. Ik was overigens de enige die nog echt kon dansen. Bart strompelde omdat hij een spier in zijn lies gescheurd had en Eelko had kramp. Kramp! Eelko! En ik deed het nog na twee partijen. Dat lag overigens ietwat genuanceerd. Zoals Leon later iets te bereidwillig aan mijn vrouw uitlegde; ‘we hebben hem geen kans gegeven om kramp op te lopen.’ En daar was geen speld tussen te krijgen.’
Remco was in de singles de eerste die moest buigen. Hij kreeg klop van Arno die we nog kenden van 2005. Ik heb het stukje over hem nog uit mijn marathon geciteerd:
“Wim bracht de stand weer in evenwicht door een overwinning op iemand die ze bij Atilla de lobkoning noemen. Wim is met zijn badmintonervaring de smashkoning. Na vijf achtereenvolgend perfect geslagen smashes was de lobkoning al verworden tot een psychisch wrak. Klacht na klacht wrong zich door het gaas in de richting van zijn teleurgestelde teamgenoten. Zijne hoogheid was ziek, wilde van tevoren al niet spelen, had dat ook gezegd, dit telde niet… bla bla bal om zijn oren.”
Pijnlijk. Maar revanche voor hem. Remco kwam nog met 5-4 voor in de eerste set, maar die verliest hij standaard. Daarna volgt normaliter het herstel. Maar net als de week ervoor hield het zomaar op.
Eelko stond zich op te blazen tegen Maarten, kommmmopppppp!!! Maarten was alleen tegen zichzelf aan het vechten. Hij kreeg zijn forehand maar niet in. Toen ook die, uiteindelijk pas in de derde set ging lopen, was het gedaan met Eelko. Hard gewerkt, geen resultaat. Wegens iets te laat verschijnen, speelde ik wat later de eerste single. Leon maakte me snel duidelijk dat mijn backhand niet goed genoeg is. Al snel werd het 4-1. Daarna heb ik hem laten merken dat hij het op links niet veel beter kan: 4-4 Dat was het moment waarop Leon teruggreep op een vertrouwder racket. Ik heb geen game meer kunnen maken. De motivatie ontbrak ook. De gevlochten troep waarop we speelden, vraagt een net iets andere timing. Als aanvallende speler ben je op dat ge-makremede canvas dan bij voorbaat kansloos.
Bart kwam tegenover Marco te staan die een onterechte 7 op zijn spelerspas heeft. Hij was na een pauze van een paar jaar maar weer eens gaan tennissen. Hij is een sterke 6, en een maatje te groot, zelfs voor een Bart in vorm.
Voor de dubbels hebben we een tactisch plan bedacht en uitgevoerd. Remco en ik zijn zelfs nog zo onbevangen aan ons opofferings potje begonnen, dat we met 4-3 voorkwamen. Daarna maakten we her en der nog een sporadisch mooi punt.
Terwijl wij aan het bier zaten, ontvouwde zich het nu al legendarische dubbelspel van Eelko en Bart tegen Marco en het broertje van Maarten; Bas. Marco probeerde door irritant gedrag, met o.a. ballen slaan naar de serveerder die er al twee had, de wedstrijd in hun voordeel te beïnvloeden, maar zijn maatje Bas is niet zo’n winner. Dat bewees hij nog maar eens met drie gemiste volleys op matchpoint. Bart en Eelko negeerden alles wat aan de overkant gebeurde zonder woorden. Ze hadden geen lucht voor commentaar of overleg en eigenlijk ook geen kracht meer om de wedstrijd naar zich toe te trekken. Zo bleven ze zwijgend het uiterste doen wat nog in hun vermogen lag. Het bleek uiteindelijk zelfs voldoende.
Hulde.
De gezamenlijke rekening van twee teams bleef op een luttele € 80,- steken. Een tientje de man. Zo kan het ook. Nadat de tegenstander reeds vertrokken was en ook de meeste teamgenoten, genoten Eelko, ik met moeder de vrouw Corlinda nog wat na in het zonnetje tussen de leegbouw van Papendorp. Het was prima toeven. Lachen nog de manier waarop Eelko zijn auto probeerde te bereiken. Met lopen had het niets meer te maken. De pijn kon je van zijn gezicht scheppen.